Grondwater

Regenwater zakt de bodem in tot het niet verder kan. Dan stuit het op een laag grond die geen water doorlaat. Boven deze laag raakt de grond ‘verzadigd’. Dit houdt in dat de grond geen water meer kan opnemen. De hoogte waar deze verzadiging optreedt, is de grondwaterstand (of: het grondwaterpeil). In het grondwater zitten allerlei stoffen die ook in de bodem voorkomen.

Veel factoren beïnvloeden het grondwaterpeil, zoals:

  • Hoeveel regen er valt.
  • Hoeveel (regen)water verdampt.
  • Uit welke lagen de bodem bestaat (bijvoorbeeld veen, klei- of leemlagen) en hoeveel water deze lagen doorlaten.
  • De afstand tot het oppervlaktewater en het peil van het oppervlaktewater. Het grondwater transporteert regenwater dat in de bodem is gezakt naar beken, sloten, rivieren en vrijwel altijd uiteindelijk naar de zee. Soms gebeurt dit via drainagemiddelen. Omgekeerd kan het oppervlaktewater ook het grondwater ‘voeden’.
  • De waterdruk uit diepere bodemlagen. De bodem kan meerdere waterdoorlatende lagen hebben, die niet met elkaar in verbinding staan.
  • Bepaalde constructies onder de grond, zoals tunnels en garages. Grondwater kan daar opgestuwd worden.
  • Grondwaterwinningen in de omgeving. Dit leidt lokaal tot sterke daling van het grondwaterpeil. Beëindiging kan juist tot sterke stijging leiden.
  • Kwel/wegzijging. Als het grondwaterpeil aan de oppervlakte komt, ontstaat kwel.
  • Zettingen/bodemdaling. Hierdoor komt grondwater steeds dichter aan de oppervlakte. 

Het grondwatersysteem zit ingewikkeld in elkaar. Het is (meestal) onzichtbaar en houdt zich niet aan gemeentegrenzen. We kunnen het zelf lastig beïnvloeden. Terwijl het wel grote invloed kan hebben op de functies van de grond.

Als particulier hebt u ook een eigen verantwoordelijkheid voor het grondwater op uw perceel. Overtollig grondwater, dat de particulier niet zelf kan afvoeren, moet onder bepaalde voorwaarden via de gemeente worden afgevoerd.